Kom je er echt niet uit?
Klik dan op de Hint knop.

Vul de goede vorm van het werkwoord in.

woordenboekvorm	tegenwoordige tijd	verleden tijd	voltooid deelwoord
blazen	ik blaas	ik	ik heb
blijven	ik blijf	ik	ik ben
doen	ik doe	ik	ik heb
gaan	ik ga	ik	ik ben
geven	ik geef	ik	ik heb

woordenboekvorm	tegenwoordige tijd	verleden tijd	voltooid deelwoord
hebben	hij heeft	hij	hij heeft
houden	ik houd	ik	ik heb
kijken	ik kijk	ik	ik heb
laten	ik laat	ik	ik heb
liggen	ik lig	ik	ik heb

woordenboekvorm	tegenwoordige tijd	verleden tijd	voltooid deelwoord
lopen	ik loop	ik	ik heb
roepen	ik roep	ik	ik heb
rijden	ik rijd	ik	ik heb
vinden	ik vind	ik	ik heb
vragen	ik vraag	ik	ik heb

woordenboekvorm	tegenwoordige tijd	verleden tijd	voltooid deelwoord
weten	ik weet	ik	ik heb
worden	ik word	ik	ik ben
zien	ik zie	ik	ik heb
zitten	ik zit	ik	ik heb
zoeken	ik zoek	ik	ik heb